Als je van spelen leren kan

Voorbeelden van verbindend spelen met je (klein)kind.

 

Het doe-alsof-spel is goed voor de ontwikkeling van kinderen.

Verschillende vormen van hechtings-bevorderend spel:

  • Niet geleid, kindgericht spel: Je geeft je volledige aandacht maar leidt het vrij spel van je (klein)kind niet. Je volgt het kind in zijn spel. Kinderen voelen zich graag gezien en gebruiken de aandacht om gevoelens te uiten en te verwerken.
  • Symbolisch spel: Je legt specifiek materiaal klaar voor je begint, bijv. bij een schoolstart, dokter-of tandartsbezoek. Het kan ook “alsof-materiaal” zijn.
  • Voorspelbaarheidsspel: Je gedrag hangt samen met het gedrag van je (klein)kind. Bijv. telkens een grappig geluidje maken wanneer je (klein)kind op je neus duwt. Of je (klein)kind imiteren. Dit soort spel helpt je (klein)kind om vertrouwen op te bouwen en geeft het een gevoel van macht. Het heeft vaak lachen tot gevolg en helpt daardoor om spanning als gevolg van angst en machteloosheid te verwerken.
  • Nonsensspel: Samen “gek doen”, dingen opzettelijk “verkeerd doen” en speels overdrijven. Bijv. je poetst de teentjes ipv de tandjes. Hier wordt vaak veel bij gelachen. Dit zorgt voor een ontlading van de frustraties over het moeten voldoen aan de verwachtingen van volwassenen en over de angst om hun boosheid. Het helpt zelfvertrouwen op te bouwen en stimuleert coöperatief gedrag.
  • Scheidingsspelen: (Groot)ouders en (klein)kind worden telkens kort van elkaar gescheiden en komen weer tevoorschijn (kiekeboe, verstoppertje,…). Dit is meestal bruikbaar tijdens de periode van scheidingsangst (meestal een piek tussen 8 en 18 maanden) en helen traumatische scheiding of verlies. Het lachen zorgt voor ontlading en verwerken van angst.
  • Machtsomkeerspel: Als (groot)ouder doe je alsof je bang, zwak, stuntelig of dom bent (bijv. kussengevecht waar je telkens omvalt, tikkertje waarbij je het kind niet kan pakken,…). Het lachen ontlaadt angst en boosheid.
  • Regressiespel: Je (klein)kind doet alsof het een baby is. Jij vertroetelt ‘de baby’: wiegen, knuffelen, zingen… Zo verwerkt je (klein)kind zijn jaloers gevoelens tegenover babybroer of -zus. Je (klein)kind krijgt meer innerlijke kracht en een sterke eigenwaarde.
  • Activiteiten met lichaamscontact: Je (klein)kind klimt misschien spontaan op je rug, je kan doen of je aan elkaar vastgelijmd bent, een massage,… (let op met kietelen, dan voelt je (klein)kind zich vaak machteloos. Deze activiteiten helpen je (klein)kind om zich gelieft, veilig, verbonden en geaccepteerd te voelen. Het versterkt de eigenwaarde.
  • Coöperatieve spelen: Samen een hoge toren bouwen, een verhaal te vertellen. Probeer competitie te vermijden. Kies zoveel mogelijk spelletjes dat je moet samenwerken. Dat stimuleert de wil tot meewerken bij je (klein)kind.

 

Eerst ons zuurstofmasker

Maak luisterafspraken: geen oplossingen, oordelen, eigen verhalen of minimaliseren.

Geen “het komt allemaal goed”. Enkel liefdevolle aandacht, erkenning en ruimte.

Beter over spijt hebben, dan over schuld.

Investeren in kleine oplaadmomenten.

 

Fasen in de spelontwikkeling

  1. Simpel manipuleren/sensopathisch spel (vanaf 3-4 maanden). Bijv. bewust geluidjes maken of met de handjes in het water slaan zodat het spettert.
  2. Spelend combineren (vanaf circa 9 maanden). Kinderen genieten van actie-reactiemateriaal, zoals geluid dat voorgebracht wordt door op een bepaald knopje te drukken. Ook een beginnend voorspelbaarheidsspel of machtsomkeerspel (bijv. doen alsof je schrikt wanneer het kind op de tafel klopt).
  3. Vanaf ongeveer 13 maanden is het tijd voor een functioneel spel. Het materiaal wordt voor het eerst gebruikt waarvoor het dient. Bijv. popje in bed, kopje naar de mond (ze maken nog geen slokbeweging of ‘drinkgeluid’). Er wordt nog niet op een verbeeldende manier gespeeld met het materiaal.
  4. Dit spel evolueert naar symbolisch spel rond de leeftijd van 18 maanden. Voorwerpen krijgen een andere betekenis of ze betrekken dingen die er in werkelijkheid niet zijn. Bijv. koffiedrinken uit een leeg kopje.
    Vanaf circa 20 maanden zijn die doe-alsof-handelingen ook gericht op een ander. Bijv. mama krijgt ook een hapje eten, het haar van de pop wordt gekamd.
    Vanaf 22-30 maanden worden deze handelingen gedetailleerder.
    Vanaf 30-36 maanden zit er meer opeenvolging in de handelingen: in het beslag roeren, de cake bakken, serveren en uiteindelijk opeten. Het kind speelt ook ervaringen na die minder vaak voorkomen maar wel indruk gemaakt hebben, bijv. naar het ziekenhuis gaan.
  5. Vanaf circa 3 jaar krijgt de ander een actieve rol in het spel. De pop eet nu zelf haar bordje leeg. Het kind kan de afloop veranderen bij het naspelen van een gebeurtenis.
    Het kruipt in de rol van mama, dokter,… en legt uit wat gaat gebeuren.
    Vanaf 3- 3,5 jaar kan een kind een voorwerp een eigen betekenis geven. Een tennisbal wordt een appel, een blokje een auto…
  6. Vanaf 3,5 jaar worden losse handelingen aaneengeregen tot betekenisvolle opeenvolgingen. Is een grote stap in de spelontwikkeling.
  7. Tussen 3,5 en 4 jaar komt een kind tot fantasie-/rollenspel en constructiespel.
  8. Vanaf 6 jaar komt een kind tot spel met regels en krijgt het spel een competitief element (bijv. bordspelen, tikkertje); Fantasiespel zou vooral rond de leeftijd van 7 jaar erg populair zijn, neemt daarna af en verdwijnt in de puberteit.

 

Staar je niet blind op wat je (klein)kind zou moeten kunnen.

Ieder kind ontwikkelt zich op zijn eigen manier en tempo.

Workshopkalender

No event found!

Afspraak maken?

Bel 016 20 77 40
of

Waar ben ik welkom om borstvoeding te geven?

Deze website maakt gebruik van cookies om statistieken bij te houden via Google Analytics. Door op ‘accepteren’ te klikken, ga je hiermee akkoord. Meer informatie hierover vind je in onze Privacy Statement.
Accepteren
Afwijzen
Privacy Policy